J.M. van Bemmelen (1830-1911)

Rubriek: personen
Door: Wim Chardon

J.M. van Bemmelen (1830-1911)

Jakob Maarten van Bemmelen wordt internationaal beschouwd als de grondlegger van de colloïdchemie, en van de bodemchemie in Nederland. Hij werd op 3 november 1830 geboren in Almelo, en overleed op 13 maart 1911 te Leiden. Van Bemmelen volgt een scheikundige opleiding in Leiden en promoveert daar in 1854 op een organisch-chemisch onderzoek naar de op Sumatra inheemse plant Cibotio cumingii. Hij begon zijn loopbaan in 1852 in het Scheikundig Laboratorium van de Universiteit van Groningen, als assistent van prof. P.J. van de Kerckhoff. In 1854 werd hij docent scheikunde en natuurkunde aan de Landbouwschool te Groningen, en kwam daar in aanraking met landbouwkundige problemen zoals onvruchtbare grondsoorten. 

Vermoedelijk de eerst gepubliceerde volledige adsorptie-isothermen, voor de vastlegging van zwavelzuur aan tinoxide. Ze werden geconstrueerd door Van Bemmelen in 1910, op basis van gegevens die waren gepubliceerd in 1881.

Hier begon zijn interesse in de bodemchemie, waaraan hij de rest van zijn leven onderzoek deed. Geïnspireerd door het werk van G.J. Mulder, bepaalde hij als eerste niet alleen totaalgehalten van elementen, maar door te extraheren met zuren van verschillende sterkten kon hij een schatting maken van het deel dat voor de plant beschikbaar is. Hij verrichtte baanbrekend onderzoek naar de invloed van ontkalking op de onvruchtbaarheid van de bodem in de Dollardpolders en deed uitgebreid onderzoek naar zure kattekleigronden.

Van Bemmelen onderzocht bodemmonsters afkomstig van veel locaties, zoals uit de Zuiderzee, en het toenmalige Nederlands-Indië. Na de aanleg van de Wieringermeerpolder in 1930 werd daar de Prof. dr. J.M. v. Bemmelenhoeve opgericht, als eerbetoon aan het onderzoek dat van Bemmelen destijds aan de bodem van het Wieringermeer had verricht. In 1864 werd hij benoemd tot directeur van de Rijkshogereburgerschool (H.B.S.) in Groningen, en vanaf 1869 in Arnhem. Zijn bodemkundig onderzoekswerk was gedurende die tijd beperkt, maar in Arnhem hield hij zich wel bezig met het binnenluchtklimaat in scholen. Vanaf 1874 tot 1901 was hij hoogleraar in de anorganische scheikunde in Leiden. Daar ging hij door met bodemchemisch onderzoek, en werkte vooral aan de absorptie van stoffen door grond. Hij leidde als eerste de Van Bemmelen-Freundlich adsorptievergelijking af, maar verwierp deze zelf meteen weer omdat de vergelijking empirisch is en dus geen waarde zou hebben.

D.J. Hissink, directeur van de Landbouwproefstations te Goes en Wageningen, directeur van het Bodemkundig Instituut in Groningen en een van de oprichters van de International Society of Soil Science, beschouwde Van Bemmelen als zijn grote voorbeeld en kreeg deze buste, op zijn verzoek, aangeboden bij zijn 25-jarig jubileum. De beeldhouwer is Willem Johannes Valk (1898-1977), maker van vele objecten zoals bustes en oorlogsmonumenten die vooral in Groningen te zien zijn.

Zijn naam leeft voort in de Van Bemmelen factor, een vuistregel die aangeeft dat organische stof gemiddeld genomen voor 58% uit koolstof bestaat. Hij stelde echter ook vast dat de samenstelling van de vaste bestanddelen van de bodem geen constante verhoudingen kent tussen de elementen zoals in precipitaten, wat toen algemeen werd verondersteld, maar sterk variabel is.