Lekkerkerk (1979)
Rubriek: Onderzoek
Door: Hans van Grinsven
De ontdekking van ernstige bodemverontreiniging onder een nieuwbouwwijk in Lekkerkerk in 1979 was het eerste grote gifschandaal in Nederland. Het gaf een grote impuls aan het bodembeleid, de commerciële saneringspraktijk en het wetenschappelijk onderzoek. Niet geheel toevallig werd ook in 1979 Frans de Haan benoemd tot hoogleraar van de nieuwe studierichting Bodemhygiëne en bodemverontreiniging aan de Landbouwhogeschool. Door de maatschappelijk impact van Lekkerkerk kozen daarna veel studenten voor een studie of promotie in dit nieuwe vakgebied.
Maar wat gebeurde er in Lekkerkerk? Op 15 september 1979 sprong er een hoofdwaterleiding wat leidde tot de ontdekking van bodemverontreiniging door tolueen en xyleen, afkomstig van verfverdunners. Duidelijk werd dat bij het bouwrijp maken van de nieuwe wijk zwaar verontreinigde grond, puin en (chemisch) afval was gebruikt, zowel huishoudelijk als bedrijfsafval. Dat laatste was illegaal gestort; een goedkope manier voor de gemeente om daar vanaf te komen (en dus bekend bij insiders). Tijdens het storten/bouwrijp maken ontstond wel discussie over de fysische geschiktheid van dat afval, men voorzag zettingen. En terecht, want daardoor ontstonden de vele leidingbreuken (in 1975-1978 namen de klachten toe) en uiteindelijk ook de breuk. Op 3 april 1980 was er een eerste bijeenkomst van de gemeente met bewoners om hen in te lichten over de situatie, en die dag kwamen ook de eerste tv-beelden. De maatschappelijke onrust werd vergroot door een fout in de weergave van de gemeten benzeenwaarden (factor 1000 te hoog: mg in plaats van µg). Bijna driehonderd gezinnen moesten evacueren tussen 20-5-1980 en 1-6-1980. Een deel van de inwoners ging naar ‘Camping Benzenidorm’ en de staat kocht een deel van de woningen. Half juni was het bestek voor een volledige sanering klaar voor aanbesteding. Ook koningin Beatrix bezocht de wijk; dit was haar eerste publieke optreden na haar kroning.
Mede daardoor gingen de beelden de hele wereld over. Uiteindelijk werd een hele wijk afgegraven en ruim 1600 vaten met chemisch afval werden uit de bodem gehaald. Een jaar later is de hele operatie afgewikkeld en is Nederlands eerste, snelste en nog steeds bekendste bodemsanering een feit. Het prijskaartje was 160 miljoen gulden; een enorm en eenmalig groot bedrag, dat vooral als ‘leergeld’ werd getypeerd. Met een opmerkelijke daadkracht en voortvarendheid heeft de overheid de kwestie Lekkerkerk aangepakt. Minister Ginjaar van het toenmalige ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne (VOMIL) was al enige tijd bezig om de Wet Bodembescherming er doorheen te krijgen. Deze wet bevatte onder meer een saneringsregeling. Deze regeling werd echter té beperkt en té weinig dwingend geacht om de meest ernstige gevallen van bodemverontreiniging te kunnen aanpakken. Bovendien werd verwacht dat deze regeling niet op korte termijn operationeel zou kunnen zijn en dat was gezien de bevindingen wel degelijk nodig. Uit een inventarisatie die minister Ginjaar in 1980 liet doen bleek dat er minstens nog 350 te saneren locaties zijn. Op 22 mei 1981 werd derhalve bij de Tweede Kamer het voorstel van een ‘Wet houdende tijdelijke regeling inzake sanering in geval van verontreiniging van de bodem’, de Interimwet bodemsanering, kortweg Ibs, ingediend. De Ibs trad in januari 1983 in werking.
Deze wet had ten doel een effectieve bescherming te bieden van de bodem en het grondwater tegen aantasting en verontreiniging. Marius Enthoven, hoofdinspecteur ministerie van bij VOMIL stelde in een interview voor het TV-programma Andere Tijden: ‘Lekkerkerk was het breekijzer waarmee minister Ginjaar zijn milieubeleid doorvoerde. In de jaren ervoor hadden andere departementen dwars gelegen omdat die bijvoorbeeld problemen voor de boeren of voor het bedrijfsleven voorzagen. Je kunt zeggen dat hij Lekkerkerk bewust gebruikte om de Kamer ervan te overtuigen dat er onderzoek moest worden gedaan naar bodemverontreiniging en de aanpak ervan. Hij ging ervan uit dat als het in Lekkerkerk in de grond zat het ook elders in het land in de grond zou moeten zitten.
Kort na Lekkerkerk ontwikkelde de Hoofdinspectie voor de Volksgezondheid zogenaamde A-, B- en C-waarden, als normen voor sanering van bodemverontreiniging, die in 1983 werden opgenomen in de Interimwet bodemsanering. Uitgangspunt was dat alles wat niet in de bodem thuis hoort moest worden verwijderd, zoals toenmalig minister Ginjaar te Lekkerkerk aan de bewoners had toegezegd. Dit uitgangspunt voor sanering bleek later onhoudbaar omdat hierdoor de sanering van bodemverontreinigingslocaties onbetaalbaar zou worden. Ging men in 1980 nog uit van 350 te saneren locatie, recente schattingen komen op 600.000 mogelijk vervuilde bodemlocaties. De Volgermeerpolder, het Griftpark en de Krimpenerwaard kwamen in de jaren ’80 nog veelvuldig in het nieuws. Nu hebben we een meer nuchtere kijk op bodemverontreiniging dan ten tijde van Lekkerkerk. Bij de huidige normering en aanpak van bodemverontreiniging is risicoanalyse het uitgangspunt. Hoe groot het risico is hangt daarbij af van bijvoorbeeld de grondsoort en ook van het feitelijke of beoogde gebruik van de locatie. In 1980 ging men er nog vanuit dat sanering ertoe moest leiden dat elke vorm van bodemgebruik weer mogelijk zou moeten zijn; dus ook een zandbak voor kinderen. De risico’s voor de menselijke gezondheid worden met name bepaald door ‘het opeten van grond’ door kinderen, het consumeren van verontreinigde gewassen en het inademen van lucht in woningen, die verontreinigd is met vluchtige stoffen uit de bodem. Momenteel wordt onderkend dat een risico ten gevolge van bodemverontreiniging niet per definitie een probleem is. Ook is men in gaan zien dat verontreinigde locaties niet altijd een bedreiging hoeven te zijn, maar ook kansen bieden bij herontwikkeling.
Lekkerkerk was dus een mijlpaal voor de bodemkunde. Het vergrootte de maatschappelijke aandacht voor het probleem van de bodemverontreiniging, van milieubewustzijn in het algemeen (tot de jaren ’60-’70 was hier een relatief kleine groep mee bezig) en het versnelde de invoering van wetgeving rond bodemsanering en -bescherming. Daardoor gaf het ook een belangrijke impuls aan het vakgebied van de bodemhygiëne en het wetenschappelijke onderzoek naar het gedrag en transport van verontreinigingen in de bodem, blootstelling hieraan van mens en ecosysteem, normstelling en saneringstechnologie.
Bekijk de aflevering 25 jaar Lekkerkerk van Andere Tijden uit 2004 (NPS)
Brontekst: o.a. Andere Tijden ‘25 jaar Lekkerkerk’, NPS 7 september 2004: Tekst en researcher: Hasan Evrengün